Het was een lange en vermoeiende dag voor Lucinda geweest, vooral omdat ze zowat verging van de honger. Volle maan was al over een paar dagen en ze had gehoopt dat ze het tot dan kon redden met eten wat ze vond zonder dat ze hoefde te veranderen, maar ze begon wanhopig te worden. Verzwakt en moe sjokte ze door het struikgewas, ze was niet eens meer op haar hoede. Her en der brak een takje af, maar het kon haar allemaal niet eens meer zo veel boeien, ze moest al haar best doen om haar ogen open te houden. Ze was bang dat, mocht ze haar ogen nu sluiten en in slaap vallen, ze niet eens meer zou wakker worden. Ze kwam bij een grote treurwilg aan en zuchtte even dramatisch. Ze wou geen slaaf zijn van de wolf die zich in haar bevond en die ook een deel van haar was, ze wou zich kunnen redden in haar meer menselijke vorm, maar de honger knaagde aan haar als een rat aan een stuk kaas zou knagen. Uiteindelijk zakte haar ogen een beetje dicht en begon haar pas te haperen, af en toe sleepte ze haar voeten een beetje. Ze stond op het punt om voorover te vallen toen een pijnscheut in haar rechter been ervoor zorgde dat haar ogen weer openschoten en ze plotseling alle honger vergeten was, pijn was nu het gevoel dat overheerste. Binnen een seconde werd ze omhoog gelanceerd en hing ze op de kop in deze boom. Tranen van de pijn en van de schrik stroomden uit haar ogen, maar in plaats van lang haar wangen te gaan namen ze de route door haar haren. Ze piepte en jankte even terwijl haar voet met de seconde meer begon te knellen en pijn te doen en het bloed naar haar hoofd stroomde. Lucinda wist dat als ze niets zou doen ze óf hier dood zou gaan óf ze mank zou worden, wat eigenlijk ook haar dood zou betekenen. Ze kon een kleine kreet om help niet tegen houden, maar wie zou haar hier nu helpen? Ze begon zachtjes te snikken, nog steeds van de schrik en pijn, en probeerde haar buikspieren aan te spannen om haar been te kunnen bekijken. Het beste wat ze nu kon doen was het risico lopen om slaaf van de wolf te worden. Ze schoot naar boven en terwijl ze zichzelf dwong om een wolf te worden ging ze met haar steeds scherper wordende nagels langs het touw, die brak. Zodra ze de grond had bereikt belande ze op vier poten, waarvan één nu nog steeds een helse pijn deed, en hijgde ze even van de inspanning. Met veel pijn en moeite wist ze meteen weer een meer menselijk wezen te worden. Nu nog vermoeider en hongeriger en met pijn in haar voet kroop ze op handen en voeten een stukje bij de val weg en viel ze op de grond neer. Weer snikte ze even, en nu pas vielen haar een stel ogen in de boom op. Ze wou grommen, wegkruipen en vluchten, maar ze was te zwak.